Parasieten

Inwendige parasieten

Met inwendige parasieten worden alle organismen bedoeld die een deel van hun levenscyclus in het lichaam van de gastheer doorbrengen en op de gastheer parasiteren. De meest sprekende voorbeelden zijn wormen.

Ziektebeeld

Wormen zijn er in verschillende soorten en maten en zijn grofweg te verdelen in 2 typen: rondwormen (nematoden) en platwormen (Platyhelminthen). Van de rondwormen komen bij rundvee de maagdarmwormen en longwormen het meest voor.

Maagdarmwormen (Ostertagia ostertagi)
Maagdarmwormen bevinden zich in de lebmaag of in de darmen. Ze worden als larve opgegeten met het gras en ontwikkelen zich in het lichaam van de koe verder tot volwassen wormen door zich te voeden aan de darm- of maagwand. In de darm legt een volwassen worm tot wel duizenden eitjes per dag. De eitjes komen met de mest mee naar buiten en belanden op de wei. Uit de eitjes ontwikkelt zich een larve die tegelijk met het gras opgegeten wordt. Zo begint de cyclus weer opnieuw.

Op de pagina's over strategische wormbestrijding en Tankmelkonderzoek staat meer informatie over maagdarmwormen en de schade die zij kunnen veroorzaken.

Longwormen (Dictyocaulus vivaparus)
Ook een longwormbesmetting wordt opgelopen door inname van de larven bij het grazen. Het verschil met de maagdarmworm is dat de larve van de longworm niet in de darm blijft zitten.  Hij dringt door de darmwand heen en komt via het lymfesysteem uiteindelijk in de longblaasjes terecht. Daar groeit hij verder uit tot een volwassen worm van wel 4 tot 8 cm. Deze worm legt tot wel 10.000 eitjes in de longblaasjes en als deze uitkomen, zorgen de larven voor veel irritatie en schade in de longen. De koe begint te hoesten en hoest de larven op. Deze worden doorgeslikt en belanden via de mest op de wei. Daar worden ze met het gras mee opgegeten en het proces begint weer opnieuw.

Platwormen
Bij veel diersoorten is de lintworm de bekendste platworm. Echter bij herkauwers kennen we nog een belangrijkere platworm: de leverbot (Fasciola hepatica).

De leverbot is een parasiet die al eeuwen in ons land aanwezig is. Van historische vondsten weten we dat ook mensen vroeger besmet waren met leverbotten. De leverbot leeft in de galgangen en de lever van de gastheer, met name koeien en schapen. Daar legt de leverbot duizenden eieren welke met de mest op het land komen. Om zijn levenscyclus te voltooien heeft de leverbot de hulp nodig van de poelslak (Galba truncatula). De larve van de leverbot dringt het lichaam van de slak binnen en blijft daar een maand of 2 a 3 zitten om zich daar verder te ontwikkelen. Dan verlaat hij de slak en komt op het gras terecht waar ze als cyste enige tijd kunnen zitten. Bij het grazen wordt de cyste opgegeten en in de maag komt er een volwassen leverbot uit die zijn weg naar de lever zoekt. Hier laat hij wel ernstige schade achter door gangen in de lever te trekken waardoor de leverfunctie ernstig verminderd wordt. In ernstige gevallen kan dit dodelijk zijn.

Effecten van wormbesmettingen
Wormbesmettingen zijn niet altijd zichtbaar aan de buitenkant. Vooral oudere dieren kunnen een wormbesmetting hebben zonder dat er klinische symptomen zijn. Toch betekent dit niet dat er geen schade is. Ook deze dieren kunnen last hebben van negatieve gevolgen zoals een verminderde melkproductie en verminderde vruchtbaarheid.

Andere bekende symptomen van een wormbesmetting zijn:
- Groeivertraging
- Vermageren
- Productieverlies
- Ruw haarkleed
- Sterfte

Bij maagdarmwormen:
- Diarree

Bij longwormen:
- Hoesten
- Benauwdheid
- Vatbaarder voor virussen en bacteriën in de longen door de kapotte longblaasjes 

Aanpak

Voor wormen geldt: meten is weten. Er moet niet tegen wormen behandeld worden als er geen of weinig besmetting is, want dan lopen we het risico dat de bestaande middelen minder goed gaan werken. Eerst moet er dus vastgesteld worden hoe hoog de besmettingsgraad onder de koeien is. Dit kan gedaan worden door bloedonderzoek, tankmelkonderzoek of mestonderzoek.

Komt er een uitslag uit die tot behandelen leidt, dan zijn er verschillende wormmiddelen die te gebruiken zijn. Niet elk middel is geschikt om tijdens de lactatie te gebruiken, dus let daar goed op.

De rondwormen kunnen het beste tijdens de weideperiode bestreden worden omdat de besmettingsdruk op de weide dan verminderd worden en de snel verlopende cyclus dan onderbroken wordt.

Voor de leverbot geldt dat deze cyclus langer duurt en pas later in het jaar op gang komt. Pas in november zijn daar via tankmelk goede antistoffen voor te meten. Het advies is dus om in het najaar onderzoek te doen en dan te behandelen op zo’n 10-12 weken na het opstallen. Op die manier worden alle volwassen leverbotten afgedood en gaan de koeien in het volgend voorjaar weer schoon de wei op.

Klik hier voor meer informatie over de ontwormingsmiddelen van Boehringer Ingelheim: Eprinex Multi, Ivomec en Ivomec Plus.